Scheiden doet lijden

Scheiden doet lijden …ook voor de hypotheekrenteaftrek

Een van de betere adviezen die men kan geven, is het advies om niet te scheiden. Naast de emotionele aspecten, kan vooral de fiscale afwikkeling van de eigen woning de nodige zorgen opleveren. Aan een scheiding gaat vaak een periode vooraf totdat een punt bereikt wordt waarop een van de partners de echtelijke woning verlaat. Op dat moment begint ook het fiscale ‘gedonder’.

Fiscaal partnerschap

Het fiscaal partnerschap eindigt pas als een verzoek tot echtscheiding is ingediend bij de rechtbank én beide partners niet meer op hetzelfde adres ingeschreven staan. Meestal gebeurt dit in de loop van een jaar. Wanneer de voormalige fiscale partners aangifte inkomstenbelasting over dat jaar doen, moeten zij een keuze maken: kiezen zij ervoor om het hele echtscheidingsjaar nog als elkaars fiscale partner aangemerkt te worden of niet?

In het eerste geval mogen de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen, waaronder het belastbare inkomen uit eigen woning, naar eigen inzicht over de fiscale partners verdeeld worden. Zo lang in totaal maar 100% van het saldo aangegeven wordt. Maar als níet gekozen wordt voor voljaarspartnerschap, geldt de hoofdregel: ieder neemt in de aangifte die inkomensbestanddelen in aanmerking, die door hem zijn genoten of die op hem drukken.

Voljaarspartnerschap

Dat deze keuze belangrijk is, werd duidelijk in de zaak voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 oktober 2021. De man was achtergebleven in de echtelijke woning en had alle hypotheekrente betaald. De vrouw had de woning verlaten. Omdat de man bij zijn aangifte wél voor voljaarspartnerschap had gekozen en de vrouw niet, concludeerde de rechter dat man en vrouw géén fiscaal partner waren voor het hele jaar. De man kon het eigenwoningsaldo daarom niet vrij toedelen.

Scheidingsregeling

Om te voorkomen dat de eigenwoningregeling niet meer van toepassing is zodra een van beiden de woning verlaat, is er een overbruggingsregeling: de scheidingsregeling. De hoofdregel is immers dat een woning alleen dan een eigen woning voor de Wet IB 2001 is, als deze een hoofdverblijf vormt voor de belastingplichtige of personen die tot zijn huishouden behoren. Ook moet sprake zijn van eigendom of een krachtens erfrecht verkregen recht van vruchtgebruik, bewoning of gebruik. In alle gevallen geldt dat de kosten en lasten op de belastingplichtige moeten drukken en in geval van eigendom moeten de waardeveranderingen van de woning de belastingplichtige of zijn partner voor minimaal 50% aangaan.

Bij een scheiding zit er vaak enige tijd tussen het moment van scheiden en de formele (goederenrechtelijke) afwikkeling hiervan. De scheidingsregeling bepaalt dat de vertrekkende partner de voormalige eigen woning nog maximaal twee jaar als eigen woning mag aanmerken. Voorwaarde hierbij is dat de woning nog steeds een hoofdverblijf is voor de ex-partner.

Een veel voorkomende situatie is dat de vertrekkende partner, die (mede-)eigenaar is van de woning, de hypotheekrente blijft betalen. De hypotheekrente kan door deze regeling nog steeds in aftrek gebracht worden.

Deze regeling kan tot lastige situaties leiden wanneer de vertrekkende partner geen eigenaar is van de woning, zoals in het arrest dat de Hoge Raad onlangs gewezen heeft.

De casus

Een man en vrouw zijn gehuwd buiten elke gemeenschap van goederen. De echtelijke woning is volledig eigendom van de vrouw. Naast de echtelijke woning, hebben man en vrouw gezamenlijk een woning in aanbouw in België gekocht. De woningen zijn gefinancierd met een hypothecaire lening, waarvoor beide partners hoofdelijk aansprakelijk zijn.

Medio 2013 verlaat de man de echtelijke woning en op 13 augustus 2013 wordt een verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank. Vervolgens schrijft de man zich op 1 december 2013 uit van het gezamenlijke adres. Vanaf 1 december 2013 zijn man en vrouw daarom niet langer elkaars fiscale partner. 

Na zijn vertrek uit de woning is de man alle hypotheek- en woonlasten blijven betalen. Heeft hij recht op hypotheekrenteaftrek voor de Nederlandse woning?

Niet aftrekbaar

De rechtbank vindt van niet: de woning behoort tot het vermogen van de vrouw en daarom neemt de rechtbank aan dat de hypothecaire schuld óók tot haar vermogen behoort. Voor zover bekend zijn er geen afspraken over de onderlinge draagplicht. Op basis van de redelijkheid en de billijkheid is de onderlinge draagplicht dan gelijk aan de eigendomsverhouding. De man krijgt slechts een verhaalsrecht op de vrouw.

Omdat de man voor de helft eigenaar is van de woning in België, heeft hij voor deze woning recht op aftrek van de helft van de hypotheekrente. 

Er is geen ruimte voor een aftrek van hypotheekrente als onderhoudsverplichting, omdat de vrouw expliciet van haar alimentatierecht heeft afgezien. Het gelijk is aan de inspecteur.

Wel aftrekbaar

Bijzonder in deze casus is dat de inspecteur in hoger beroep zijn zienswijze heeft bijgesteld: hij meent nu dat de door de man betaalde hypotheekrente over de periode tot 1 december 2013 voor de helft aftrekbaar is bij de man: eerst op basis van de hoofdregel en vervolgens op basis van de scheidingsregeling. In hoger beroep gaat het alleen nog over de vraag of de man ook recht heeft op hypotheekrenteaftrek voor de periode vanaf 1 december 2013. De inspecteur vindt dat daarvoor vereist is dat de man (mede-)eigenaar is van de woning.

Het hof is het daar niet mee eens: uit de wet blijkt niet dat het voor toepassing van de scheidingsregeling vereist is dat de man (mede-)eigenaar van de woning is. Anders had de wetgever dit wel opgenomen in de wettekst. De helft van de hypotheekrente is daarom aftrekbaar via de scheidingsregeling. Ook vindt het hof dat het restant van de hypotheekrente aftrekbaar is als alimentatie, omdat echtgenoten op grond van het burgerlijk recht een wederkerige onderhoudsverplichting hebben.

Hoge Raad

De Hoge Raad volgt de conclusie van de Advocaat-Generaal. Die stelt dat het hof de gecombineerde wettelijke bepalingen verkeerd gelezen heeft. Uit de hoofdregel volgt namelijk al dat sprake moet zijn van een vorm van eigendom, voordat de scheidingsregeling überhaupt toegepast kan worden. Dat betekent dat de man géén recht heeft op hypotheekrenteaftrek na 1 december 2013.

Conclusie

Het is bekend dat de eigenwoningregeling complex is en echtscheidingssituaties vormen daar geen uitzondering op. Het is belangrijk dat partners goede afspraken maken over bijvoorbeeld draagplicht, maar ook wie de hypotheekrente betaalt. Als de vertrekkende partner géén (mede-)eigenaar van de woning is, kan het zinvol zijn de hypotheekrente volledig door de achterblijvende partner te laten betalen. Dit soort situaties vraagt wel om maatwerk!

Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 21-10-2021 (ECLI:NL:RBZWB:2021:5238), Hoge Raad 27-05-2022 (ECLI:NL:HR:2022:765), Wet: art. 2.17 Wet IB 2001art. 3.111 lid 1 en 4 Wet IB 2001art. 5a AWR art. 1:81 BW

Dit artikel verscheen eerder in BelastingZaken magazine, nummer 3, september 2022 (uitgever: Sdu / Indicator).  Download hierbij het artikel SDU_BZ032022_587275-2. 

Deel dit bericht .....

Scroll naar boven